Gastvrij in andermans huis

  • Ruimte voor ontmoeting
  • Zorgen voor elkaar

Gastvrijheid klinkt als een goed streven, maar kan gek genoeg te weinig ruimte overlaten voor gedeeld eigenaarschap. Zo’n streven kom je bijvoorbeeld tegen in verzorgingshuizen, waardoor bewoners zich er te gast voelen in plaats van thuis. Eenzelfde spagaat geldt voor de inpandige voorzieningen en diensten. Door niet driemaal daags een maaltijd op de kamer te bezorgen, maar het restaurant als zelfstandige voorziening te organiseren en inrichten, wordt het gevoel van keuzevrijheid en zelfstandigheid vergroot. Tegelijkertijd ontstaat hierdoor meer onzekerheid over de afname van deze producten en diensten, wat aanbieders verleidt meer bezoekers van buitenaf aan te trekken. Terwijl de regie over het eigen leven wordt versterkt, worden de collectieve ruimtes in het gebouw steeds meer publiek domein.

In een documentaire over het Groningse krimpdorp Ulrum[1] is te zien hoe de plaatselijke buurtwinkel het hoofd boven water probeert te houden. Omwonenden doen voor de camera hun beklag over het dreigende verlies van deze voorziening om vervolgens naar de goedkopere grootgrutter in het volgende dorp te rijden. De lokale ondernemer profiteert ook niet van de 1,5 miljoen subsidie die het dorp voor ‘Project Ulrum 2034, Dorp van de toekomst’ krijgt. Terwijl een studente van de Amsterdamse kunstacademie ondersteund wordt om een lokale sok op de markt te zetten, sluit de supermarkt haar deuren.

Sommige 90-jarige bewoners spreken nog over de behoeften van ouderen alsof het henzelf niet aangaat.

Dit verschijnsel doet zich niet alleen in krimpdorpen voor. Voorkeuren in straatbeeld en koopgedrag verhouden zich niet altijd tot elkaar. Het achterliggende principe komt ook naar voren uit de opmerking van een Rotterdamse ouderenbond; veel ouderen geven aan belang te hechten aan allerlei voorzieningen in hun woongebouw, maar ervoor de deur uitgaan is iets anders. Sommige 90-jarige bewoners spreken nog over de behoeften van ouderen alsof het henzelf niet aangaat. Hieruit blijkt ook een haat-liefde verhouding met de aanwezigheid van zorg en ondersteuning. Het moet er wel zijn, maar men wil zich er niet mee associëren. Het is voor later of voor een ander.

Keuzevrijheid, schaalvoordeel en eigenaarschap strijden daarbij om voorrang. Het aantrekken van externen in het gebouw kan noodzakelijk worden om voorzieningen in stand te houden. Veel omwonenden associëren zich echter niet graag met een tehuis, waardoor beheerders nog meer hun best zullen doen dit er voor externen aantrekkelijk uit te laten zien. Zorgbehoevende bewoners krijgen vervolgens een huiskamer op de verdieping, waardoor uiteindelijk het eigenaarschap verdwijnt. De voorzieningen zijn van en voor de buurt. Eigenaren zien de levendige plint dan vooral als aantrekkelijke entree voor de visite, en als leuk ‘uitje’ voor de visite om bewoners mee naartoe te nemen.

Aan de andere kant kan het volledig inzetten op eigenaarschap leiden tot een gebrek aan keuzevrijheid en schaalvoordeel. Voorzieningen worden te duur, activiteiten te eenzijdig en het gevoel van isolement wordt versterkt. Het is een fijngevoelige zoektocht naar een goede balans tussen deze drie aspecten. Ruimtelijke uitwerking en programmering kunnen daarbij een voorwaardenscheppende rol spelen.

Wie beheert de algemene ruimtes?

Deze zoektocht speelde ook bij verzorgingshuis Borgsate, een begrip in Rotterdam Schiebroek. Maar liefst 146 vrijwilligers zijn er actief en de agenda is vol. De locatiemanager van de zorgaanbieder, die het hele pand huurt van een corporatie, stelt zich actief bemiddelend op. Na het sluiten van de naastgelegen welzijnslocatie hebben veel verenigingen onderdak gevonden in de ruime plint van Borgsate. De band met de buurt is hierdoor nog verder verstevigd.

Door de veranderende financiering van de zorg, overweegt de zorgaanbieder de huur te beperken tot een aantal verdiepingen voor dementerende bewoners. De overige woningen kunnen dan door de corporatie aan zelfstandig wonende ouderen verhuurd worden, met gedeeld gebruik van de plint. De vanzelfsprekendheid waarmee de zorgaanbieder de programmering van deze plint coördineerde, komt daarmee echter te vervallen. Het pand lijkt programmatisch uiteen te vallen in een vleugel met verpleegafdelingen, een vleugel met zelfstandige woningen en een plint als buurthuis.

De zorgaanbieder ziet een levendige plint als vestigingsvoorwaarde voor huur van de verdiepingen. De corporatie ziet naast de opgave om een aantal verzorgingshuiskamers als seniorenwoningen op de huurmarkt te zetten, een ongewenste rol op zich afkomen in het beheer van de plint. De gemeente stelt zich steeds selectiever op in het financieren van welzijn en buurthuizen, waardoor ook hun houding met betrekking tot de plint terughoudend is.

Zinvolle daginvulling

Bij de zoektocht naar een nieuwe balans in de plint spelen dus ook verschillende belangen mee. Collectieve ruimtes verworden van lust tot last: wie gaat ze betalen? Het transformeren en herindelen van plinten biedt veel mogelijkheden om de entree en eerste indruk van een pand te verbeteren. Hier liggen voor ontwerpers dan ook belangrijke aandachtspunten. Met een restaurant, café/biljart, verschillende zorgvoorzieningen en activiteitenruimte is de plint van Borgsate veel meer dan de entree van het gebouw. De voorzieningen en activiteiten zijn van betekenis voor zelfstandig wonende senioren uit de buurt. Tegelijkertijd voelt en voert een aantal bewoners sterk eigenaarschap over de locatie, inclusief hun stamtafel naast de entree.

In het organiseren van zorg en voorzieningen moet worden beseft dat dit voor veel zelfstandige ouderen geen doel maar een middel is. Het zelf kunnen bereiken van uiteenlopende voorzieningen vergroot de redzaamheid. Het achterliggende streven is niet om daarmee de dag door te komen zonder iemand om hulp te hoeven vragen, maar om vorm te kunnen geven aan een zinvolle daginvulling. En voor veel zelfstandig wonende ouderen geldt dat ze zelf actief zijn als vrijwilliger of binnen een vereniging. Zij komen niet om vermaakt of ondersteund te worden, maar om activiteiten te ontplooien en mensen te ontmoeten. Misschien zelfs om een ander te ondersteunen. In de fijngevoelige zoektocht naar nieuwe exploitatiemodellen, programmering en inrichting van plinten in zorghuisvesting is het de kunst ruimte te scheppen voor een alledaagse omgeving.


Deze tekst is een bewerking van een hoofdstuk uit ‘Wonen Zonder Zorg(en)’

[1] ‘Koppig dorp’ (2015) is een documentaire van Marcel Nauta en Jaap van ’t Kruis, geproduceerd door EO en Rear window films